Joost Jungsik Vormeer

La Cena del Capitalismo van Diego Rivera, gefotografeerd in het Ministerie van Onderwijs. Als ik het mij goed herinner zat er een mooi terras op de binnenplaats van dat ministerie.

Dit was mijn eerste opdracht en verscheen in 2014 op de website van Kunstbeeld. Helaas is dit tijdschrift ter ziele gegaan. Daarom plaats ik het hier (licht bewerkt) op mijn eigen website. De foto's heb ik met mijn ouderwetse Sony Cybershot DSC-W190 gemaakt. Hij werkte niet echt goed, maar ik heb hem nog steeds uit nostalgische overwegingen.

Murals in Mexico-Stad

Voordat ik in Mexico-Stad op zoek ging naar de muurschilderingen, de murals, dacht ik dat ze op de buitenmuren van openbare gebouwen zouden staan. Voor mij als toerist dan niet ingewikkeld om te fotograferen. Maar in de meeste gebouwen, zoals het Nationaal Paleis, het Ministerie van Onderwijs en het Hooggerechtshof vond ik ze in een binnenplaats of ergens ‘verstopt’ in het gebouw zelf. Zo’n overheidsgebouw krijgt dan de functie van een museum. In groot formaat trok een deel van de Mexicaanse geschiedenis aan mij voorbij: van de Spaanse verovering tot de revolutie van 1910. De meeste murals in openbare gebouwen werden in de jaren 1920 door Diego Rivera, José Clemente Orozco en David Alfaro Siqueiros geschilderd in opdracht van de eerste president na de revolutie. Hij en zijn opvolgers zagen de nieuwe waarden graag terug in de kunsten.

Titels als La Cena del capitalismo (Rivera, 1928) of Destrucción del viejo orden (Orozco, 1923-1926) wijzen op de linkse signatuur binnen de kunsten en de overheid. Ze suggereren eenheid onder werkers en een collectief gedeelde visie op de geschiedenis. Want ook na de revolutie bleef het land verdeeld. Er kwam geen eenduidig antwoord op de vraag hoe haar idealen verwezenlijkt moesten worden.

Andere murals onderzoeken juist de complexe identiteit van Mexico, als een studie naar de verschillende lagen van een natie. Octavio Paz schrijft in Het labyrinth der eenzaamheid dat de mural van Orozco in het Antiguo Colegio de San Ildefonso – de Spaanse veroveraar Hernan Cortés naast zijn Indiaanse tolk en minnares, La Malinche – een conflict laat zien dat de Mexicanen nog niet hebben opgelost. Andere murals combineren het kruis met de slang van de Azteken of brengen de slachtingen van de Spanjaarden in beeld.

Bij murals vallen medium en kunstwerk vrijwel samen, de afbeelding hecht zich aan de achtergrond en is niet eenvoudig te verwijderen. Alleen een andere laag kan het werk opnieuw bedekken. Misschien dat deze schilderingen daarom zo wijdverbreid zijn in Mexico-Stad, een metropool gebouwd op de ruïnes van een andere en waar tussen het Spaans soms de woorden van een, voor de regio, oudere taal tevoorschijn komt: het Nahuatl.

Overal in de stad kwam ik muurschilderingen tegen, op winkel- en woningmuren, onder viaducten of in metrostations. Een medewerker van het nationaal archief, waar onlangs nog een reusachtige mural van street artist WK Interact hing, vertelde mij dat plaatselijke overheden mensen aanmoedigen om op die manier zelf hun ideeën te uiten. Kunst voor en door het volk. Maar ook kunst die zich moeilijk laat definiëren of begrenzen.

Herkennen jonge Mexicanen zich nog wel in al die afgebeelde groepen mensen uit de geschiedenis, vroeg ik aan een student op de campus van de grootste universiteit van de stad. Dat is steeds minder het geval, vertelde hij, maar hij voegde meteen toe dat veel jongeren nog steeds trots zijn op de vele murals, gecreëerd door enkele toonaangevende kunstenaars in de vorige eeuw.